Geschiedenis

De kerk: geschiedenis

Nederlanden; Tiende deel, Vervolgende de Beschrijving van Zeeland
Met nieuwe Landkaarten, Plans der Steden en konstige Printverbeeldingen versierd
Amsterdam: Isaak Tirion, 1753.
Met Privilegie

Pag 407

Noordwelle is een dorp, dat zijn eigen Kerk heeft, doch die door den Predikant van Renesse wordt bediend. De Beroeping van een Predikant op Noordwelle en Renesse, geschiedt in een Collegium Qualificatum, samengesteld uit de Ambagtsheren of twee Gemachtigden derzelven, een wegens den Heer van Renesse, en een wegens den Heer van Noordwelle, midsgaders uit de beide Kerkenraaden. Gelijk het waarschijnelijck is, dat in den Spaanschen Oorlog verscheide Dorpen deezes Eilands, ten deele door het Zeewater, ten deele door de woede van het Krijgsvolk, verwoest zijn, zoo weet men ook van dit Dorp, dat het in dien tijd veel te lijden heeft gehad.

Het Land van Schouwe werdt met het doorsteken der Dijken bij Borrendamme, en aan de Noordzijde der Stad Zierikzee, op den 1 Oktober 1575 onder water gezet. De Spanjaarden, hier door genoodzaakt op de hoogten te wijken, hadden zig gedeeltelijk naar de Dorpen, als meest boven het platte Land verheeven leggende, begeven. Onder anderen hadden zij ook Noordwelle bezet, en eenigszins versterkt.

De Staatschen zonden op den 14 Januarij 1576, in den vroegen morgen, terwijl’t nog duister was, elf Schouwen en nog twaalf andere Schuiten, met Bootsgezellen en eenig Krijgsvolk, uit Zierikzee op hun af, die, met verlies van tien Bootsgezellen en een Soldaat, het Dorp vermeesterden. De Spanjaarden, in de Kerk gevlugt, weigerden zig over te geven.

Het Bootsvolk stak daar op den brand in de Kerk. Dit deedt die van binnen hunnen toevlugt op den Tooren neemen, waarom ook deeze in vlam gezet werdt.

Pag. 408

De opgeslootenen dit vernemende, tragtten zig wel tot Krijgsgevangens over te geven, doch dit werdt hun afgeslaagen. Twee en twintig van dezelven wierpen zig van boven neder, die ten deele dood bleeven leggen; de anderen werden voorts allen afgemaakt.

Onder de opgeslootenen waren eenige Vrouwen van ‘t Spaansche Krijgsvolk. Eene van deze wierp haar kind, omtrent vijf of zes weeken oud, van boven, dat gelukkig door de Staatsche Krijgslieden, zonder eenig letzel, werd gevangen. De moeder, haar kind gevolgd, bezuurde deezen sprong twee dagen daar na met de dood.

Alle de overigen verbrandden op den Tooren, uitgezonderd twee Soldaaten, welker leeven door de Overwinnaars werd gespaard.

De Kerk en Tooren, hier door genoegzaam vernield.